Beurzenprogramma voor vluchtelingen bereikt mijlpaal in gendergelijkheid ondanks beperkte middelen
Beurzenprogramma voor vluchtelingen bereikt mijlpaal in gendergelijkheid ondanks beperkte middelen
Sarah, een 28-jarige Congolese vluchteling die in Zuid-Afrika woont, werkt als programmamedewerker bij het Mandela Instituut voor ontwikkelingsstudies in Johannesburg.
Het Albert Einstein German Academic Refugee Initiative (DAFI), een beurzenprogramma voor hoger onderwijs voor vluchtelingen, heeft het hoogste aantal vrouwelijke inschrijvingen in één jaar tijd bereikt, zo maakte UNHCR afgelopen week bekend.
Stijging in het aantal vrouwelijke inschrijvingen
Sinds de oprichting in 1992 heeft DAFI meer dan 27.200 vluchtelingstudenten in 59 opvanglanden ondersteund, dankzij de langdurige inzet van de Duitse regering, evenals de financiering van de Deense regering en de talrijke particuliere partners en stichtingen. In 2024 maakte vrouwen 45 procent van alle DAFI-beurshouders uit, een stijging ten opzichte van 42 procent in 2023. Opvallend is dat dit jaar 60 procent van de nieuw toegekende beurzen naar vrouwen ging, een forse toename ten opzichte van 40 procent het jaar ervoor. Deze vooruitgang is het resultaat van gerichte wervings- en ondersteuningsinitiatieven, met name in landen waar historisch gezien grote genderkloven in het onderwijs bestaan.
Gerichte initiatieven
In Ethiopië steeg het aantal vrouwelijke inschrijvingen bijvoorbeeld met 14 procent, waardoor vrouwen meer dan 75 procent van de nieuwe beursstudenten vormden. Dit werd mogelijk gemaakt door verbeterde academische begeleiding, gerichte wervingsactiviteiten en financiële steunprogramma’s voor meisjes in het voortgezet onderwijs. In Pakistan helpt een overbruggingsprogramma meisjes hun middelbare school af te ronden en de overstap naar de universiteit te maken. Vergelijkbare initiatieven in andere landen voorzien jonge vrouwen van de vaardigheden en ondersteuning die nodig is om hoger onderwijs te volgen en een duurzame bron van inkomsten op te bouwen.
Beperkte capaciteit en middelen
Tegelijkertijd meldde het DAFI-programma een duidelijke daling van het totale aantal beursstudenten. Deze terugloop is het gevolg van veranderende internationale humanitaire en ontwikkelingsprioriteiten, die de capaciteit en middelen om mondiale gedwongen-ontheemdingscrises aan te pakken aanzienlijk hebben beperkt. In 2024 stonden er in totaal 7.890 vluchtelingstudenten ingeschreven in het programma (afkomstig uit 54 landen en studerend in 58 gastlanden), een daling ten opzichte van 9.312 in 2023. Dit is pas de tweede daling sinds de oprichting van DAFI; de eerste was in 2020 tijdens de COVID-19-pandemie. Bovendien werden in 2024 slechts 879 nieuwe beurzen toegekend, wat betekent dat minder dan 20% van de aanvragers werd geaccepteerd, terwijl de vraag hoog blijft.
Investering in duurzame oplossingen
UNHCR zet zich in voor inclusief hoger onderwijs, waarbij het DAFI-programma de hoeksteen vormt van inspanningen om de overstap van leren naar werken te versterken. In 2024 werden de inspanningen geïntensiveerd om de toegang tot technisch en beroepsonderwijs uit te breiden en te verbeteren. Het voorbereiden van meer jonge vluchtelingen met essentiële diploma’s en vaardigheden voor werkgelegenheid en ondernemerschap is cruciaal voor het bevorderen van zelfredzaamheid en het realiseren van duurzame oplossingen voor ontheemding. UNHCR zet zich er sterk voor in om beter inzicht te krijgen in de effecten van investeren in hoger onderwijs voor vluchtelingen, door het DAFI-programma op lange termijn beter te volgen, studentenenquêtes uit te voeren en samenwerkingen op het gebied van onderzoek te versterken.
“Toegang tot hoger onderwijs en training voor vluchtelingen gaat niet alleen om het behalen van een diploma,” schrijft Filippo Grandi, Hoge Commissaris voor de Vluchtelingen, in het voorwoord van het rapport. “Het is een weg naar verandering, waardoor jonge vluchtelingen hun eigen toekomst kunnen opbouwen, zichzelf en hun ideeën kunnen uitdrukken, hun horizon kunnen verruimen voorbij de dagelijkse strijd en zich kunnen voorbereiden om bij te dragen aan lokale en mondiale ontwikkelingsdoelen.”